Tegenwoordig valt nog wel eens wat af te dingen op de opsporingsmethoden van justitie, maar vroeger was dat al niet anders. Dat overkwam Christiaan Kaempff ook. In en rond Kalenberg hadden eind 1793 nogal wat kleinere diefstallen plaatsgevonden. Uiteindelijk vond Kaempff voldoende bewijs tegen iemand die in de stukken verder bekend staat als “de vrouw van Pieter Egberts”. Kaempff had de secretaris van de drost, de heer Westenberg, verzocht hem in te lichten als zij gearresteerd zou moeten worden. Hij wist inmiddels wie ze was en waar ze woonde, terwijl de ambtsdienaars van de drost haar niet zonder navraag te doen zouden kunnen vinden en aanhouden. 
Om onduidelijke redenen gebeurde dat niet en de pander en ambtsdienaars werden uit Vollenhove naar Ossenzijl gezonden. Daar begonnen ze al uitgebreid navraag naar de verblijfplaats van de gezochte te doen, maar in Ossenzijl woonde ze niet (dat had Kaempff ook niet gemeld!). Vervolgens werd er een punter geleend en vertrok men naar Kalenberg. Dat gebeurde ondanks dat er al zoveel ijs lag dat het eenvoudig in te zien was dat het dorp niet (goed) meer over water te bereiken viel. En inderdaad, het ging ook niet goed. Al aan het begin van de tocht raakte de punter door het ijs al lek en zonk gedeeltelijk. De heren haastten zich vervolgens gezamenlijk snel naar huis. Ze deden geen enkele moeite een andere punter te lenen of te proberen te voet Kalenberg te bereiken. Dat had min of meer mogelijk moeten zijn! Ook de volgende dagen kwamen ze niet terug, ondanks dat het dorp toen door dooi weer beter bereikbaar was.
Uiteraard was dat in de omgeving het gesprek van de dag, waar bij steeds vaker werd gesuggereerd, “dat sulx met studie so was aangelegd” door de drost Baron van Dedem en zijn advocaat-fiscaal Kaempff.


Houten Punter in de Kalenberger Gracht

Celstraffen werden niet zo vaak opgelegd, immers de faciliteiten voor het uitvoeren van de hechtenis kostten geld! Eventueel konden nog boetes of terugbetalingen opgelegd worden, maar omdat het een uit 7 personen bestaand arm gezin betrof, was dat ook niet reëel. De geruchten hadden als ondertoon dat e.e.a. zo opgezet was om enerzijds geen geld aan hechtenis e.d. te hoeven uitgeven, maar toch de indruk van vervolging te wekken.
Bij een tweede poging die Kaempff met medeweten van de schout uitvoeren liet door pander en ambtsdienaars, vonden ze haar weer niet thuis.
Enkele uren daarna werd “de vrouw van Pieter Egberts” in Ossenzijl gezien, toen ze daarlangs op klaarlichte dag naar Friesland trok. Ze ging in Oosterzee wonen waar haar broer turfmaker was.
Omdat nu voor arrestatie ook nog medewerking van Friesland nodig was, adviseerde Kaempff de drost maar van vervolging af te zien. Hij drong er nog wel sterk op aan de pander en ambtsdienaars een stevige berisping te geven voor hun “onnosele handeling” omdat die de geloofwaardigheid van justitie had ondermijnd. Of dat ook werkelijk gebeurd is, vertelt de geschiedenis niet.