(Een voorbeeld van Christiaan Kaempff’s werkzaamheden als procureur in Giethoorn)

Tussen 1803 en 1811 had Kaempff zijn vak als procureur weer opgepakt. Één van de zaken waarin hij het belang van Giethoorn gevraagd werd te behartigen, was degene die hieronder beschreven staat. Twee documenten zijn in concept bewaard gebleven in het archief van de Onderprefect van Zwolle. Of dit brieven of concept toespraken waren, is niet meer te achterhalen. Welke versie verstuurd is, als dat al gebeurd is, is ook niet bekend. Evenmin is duidelijk wie de schrijver van de tweede brief was. De eerste is onmiskenbaar het handschrift van Kaempff.
Wat opvalt is de zeer wijdlopige stijl van de brief van Kaempff, die in ieder geval het voordeel heeft dat deze interessante informatie voor ons bevat, maar waarschijnlijk wat minder relevant was voor de oorspronkelijk lezer, Koning Lodewijk Napoleon. 
Opvallend is bijvoorbeeld, dat vóór er een weg naar de Blauwe Hand liep, er kennelijk een wegverbinding van Steenwijk, via Giethoorn, richting Jonen, met een brug over de Walengracht naar Beulaeke en Vollenhove liep!  Hier is tegenwoordig niets meer van over, althans vanaf Giethoorn.

Hieronder nu het uittreksel van één van de twee documenten bedoeld voor Koning Lodewijk Napoleon om geld voor het onderhouden van de weg van Giethoorn naar de Blauwe Hand te krijgen.Bij beide documenten is een concept van de dijkgraaf gevoegd, die van mening is dat het bedoelde onderhoud van de weg wél voor rekening van Giethoorn moet gebeuren. 

Deze documenten stammen uit waarschijnlijk 1809 en zijn door twee personen in gemaakt. De stijl en het handschrift van beide is duidelijk verschillend, de inhoud komt op ongeveer het zelfde neer. Één brief is geschreven door Christiaan Frederik Kaempff (de meest wijdlopige en minst to-the-point brief), de schrijver van het andere concept is niet bekend. Omdat de aanhef niet gebruikelijk is voor brieven van Kaempff en de indruk wekt van een toespraak, zou dat tot de mogelijkheden kunnen behoren. Gekoppeld aan het jaartal 1809 zou het document bedoeld kunnen zijn als toepsraak aan koning Lodewijk Napoleon, die in dat jaar Vollenhove heeft bezocht. 
De koning wordt onder de aandacht gebracht dat Giethoorn ooit is bevolkt door vluchtelingen uit Hessen en Saksen met toestemming van bisschop Hendrik van Vianen. Hij had dit district aangewezen om te bebouwen en vruchtbaar te maken tegen betaling van pacht.

Het land was “woest”. In het “Dijkrecht van Vollenhove” einde 15e eeuw is b.v. geregeld dat ieder district zoveel mannen als nodig was, zou leveren “wanneer de Wolven uit de Gythoornsche Wildernisse kwaamen” om jacht te maken op deze beesten.
Men ontdekte in die tijden ook dat de grond brandstoffen opleveren kon en zodoende groef men kanalen om dit te transporteren.
Door hier en daar (groepen van) huizen te bouwen ontstond een dorp. Deze kolonisten bedienden zich van een Heerenweg welke van Steenwijk langs de wildernissen en langs Giethoorn door het dorp Beulaeke bij de Bonkenhave en het klooster Sint Janscamp langs liep.
De toegenomen veenderijen rond Beulaeke brachten door de ontstane meren die weg in gevaar.
Rond 1681 spoelde hij grotendeels weg bij een overstroming.

 

 

 

Er was ook een hoge brug in die weg over de Walengracht. Deze was zo hoog zodat daar de turf onderdoor vervoerd kon worden, en was gebouwd door de Gietersen. Zij wilden, omdat de weg onbruikbaar was geworden deze brug laten vervallen en een nieuwe weg aanleggen. Deze moest nu van Giethoorn naar de Blauwe Hand bij Wanneperveen voeren.
Steenwijk had intussen over het land van het Gasthuis al een (tol)weg aangelegd richting Wanneperveen.

Het zou ook een weg voor gebruik door de Gietersen moeten zijn vond men in Steenwijk toen. 
De Gietersen voelden hier niet voor, ze hadden vanwege hun bestaan in de veenderijen (en vervoer over water) echter niet of nauwelijks paarden en wagens en hadden die ook niet nodig. Dit dus net zo min als deze weg!

Op de grens van Giethoorn en Wanneperveen werd land gekocht voor aanleg van de weg naar de Blauwe Hand om niet helemaal zonder verbindingen te zitten. Men maakte er een private en particuliere weg van. Deze werd verdeeld in 16 delen en ieder 1/16e deel van het dorp zou die weg bij wijze van aanleg en onderhoud met zand moeten opvullen en ophogen. Totdat de brief of toespraak aan Koning Lodewijk Napoleon opgesteld werd in 1809, gebeurde dat nog steeds zo.

Omdat nu verval optrad van de oude Heerenweg, werd deze steeds minder en uiteindelijk helemaal niet meer gebruikt. Alles ging nu via de Blauwe Hand. Door de veenderijen van Beulaeke breidden de meren zich steeds verder uit en ook Wanneperveen kwam in de problemen. Met name het voorland verdween in het water.

Het eigendom van de meren verviel aan de provincie. Terwijl normaliter de eigenaren weerzijds van de weg het onderhoud pleegden, deed de provincie dit niet. Het gedeelte tussen de meren bevindt zich in de gemeente Wanneperveen. Zodoende is de persoonlijke plicht van de Gietersen om zand op te brengen niet redelijk.
Het land waar de weg op lag was particulier land dat de Gietersen voor eigen gerief en zonder verplichting hadden aangekocht. Ondertussen had Giethoorn geen bouwland, paarden of wagens meer en slechts 3 inwoners hielden zich met de grutterij bezig en hadden daardoor iets met wegvervoer van doen. Omdat deze voor Giethoorn bijna nutteloos was, wilde men het herstel niet op zich nemen en al helemaal niet het deel dat in een andere gemeente ligt.

Eveneens meende men het niet terecht omdat deze situatie was ontstaan met medeweten of door toedoen of nalatigheid van provincie en van de gemeente Wanneperveen. Kaempff meldde dat de inwoners zich dus niet verplicht achtten deze weg voor eigen rekening in de andere gemeente te onderhouden. De inwoners hadden naast het wegdeel in eigen gemeente ook nog het eigen voetpad met bruggen te onderhouden.
Men voerde ook aan dat de weg meer de communicatie tussen Friesland, Overijssel, Steenwijk en Vollenhove diende.

Samengevat was dus het herstel van de weg, voorland en beveiliging financieel niet mogelijk door Giethoorn, maar ook niet verplicht, terwijl het uit oogpunt van veiligheid en gebruik ervan wel van belang was voor meerdere andere plaatsen.

Het verzoek aan de koning was nu om ook deze weg, net als die van Wanneperveen naar Vollenhove, voor Rijkskosten met waterwerken te beveiligen.
Of dit verzoek ooit gehonoreerd is, is (nog) niet bekend