Zoals al eerder gemeld, veroorzaakte eind 1794 het oprukken van de Franse troepen en het terugtrekken van de Hessische, Hannoverse en Engelse troepen het nodig rumoer in het land en ook in Overijssel. De winter van 1794-95 was een zeer strenge en doordat het overal vroor dat het kraakte       en zelfs de grote rivieren bevroren waren, konden de Fransen nu verder optrekken tot ze op 29 januari Overijssel bereikten.

Uiteindelijk vond op 5 februari 1795 de machtswisseling plaats in de Ridderschap en Steden van Overijssel, die vanaf dat moment “Provisionele Representanten van het Volk van Overijssel” gingen heten. Tegenwoordig zijn dit de Provinciale Staten van Overijssel.

Het precieze moment waarop de omwenteling ook in Giethoorn plaatsvond is nog niet helemaal duidelijk. De eerste vergadering van de Municipaliteit van Giethoorn, waar Kaempff tot secretaris werd gekozen, vond pas plaats op 22 februari! Daarbij werd aangetekend dat e.e.a. met terugwerkende kracht gold tot 10 februari. Op 14 februari had Kaempff zich overigens al met de omwenteling in Zwartsluis bemoeid!

In ieder geval was het beslist een rumoerige tijd, waarin Engelse troepen doortrokken, het Duitse garnizoen van Steenwijk naar Kampen werd gezonden en de troepen van Bentinck vanuit Wanneperveen naar Friesland trokken. Zo verschenen bijvoorbeeld op 4 februari 2.000 man Franse infanterie en cavaliers in Zwartsluis op doorreis. De commandant eiste 5.000 porties hooi en 10.000 porties brood voor de manschappen. Dit in een tijd waarin het voor de lokale bevolking toch al niet makkelijk was! Hiervoor werd onder meer de lading van in het Zwarte Water ingevroren schepen gebruikt.

Ook Giethoorn zal zijn deel hebben gehad in deze periode. Het dorp was om gemeenschappelijke activiteiten en verplichtingen te organiseren, verdeeld in zogenaamde rotten. Een aangestelde of gekozen rotmeester was het aanspreekpunt voor zowel burgers als schout voor dat deel van het dorp. Er was al sinds enige tijd een nachtwacht ingesteld in het dorp, bestaande uit meerdere personen, waarbij telkens één persoon per rot, van 11 uur ’s avonds tot 5 uur s’ morgens wachtlopen moest.
Verdachte personen moesten worden opgebracht naar het huis van de ambtsdienaar en naar mogelijkheid worden vastgehouden. Ingeval van problemen had iedere burger de plicht de nachtwacht bij te staan, meestal op straffe van boetes. Dit zou duren tot eind april 1795. Eind 1795 was de situatie kennelijk weer dermate normaal dat geen wacht meer ingesteld hoefde te worden.

De eerste periode waren er vanwege de revolutie nog de nodige schriftelijke schermutselingen met onder andere Vollenhove, de vroegere hoofdplaats van het drostambt. Men vond daar dat de omliggende plaatsen zich voor diverse regelingen moesten richten naar de afspraken in Vollenhove. Ook met betrekking tot ijken van maten gewichten vond het dat Vollenhove, met recht, maatgevend moest zijn. De buurkerspelen hadden echter een andere mening; vanwege de zogenaamde nieuwe rechten van de mens, vrijheid, gelijkheid en broederschap, was men niet meer van plan zich aan de regels van Vollenhove te houden. Vroeger was dat altijd wel het geval geweest.

Ook de problemen met het bezwaar dat de gewezen schout Petrus Schuurman tegen zijn afzetting maakte en zijn weigering stukken over te dragen, moesten worden opgelost.