Nadat ik de laatste tijd nogal eens aardige stukjes over oud-Meppel in uw veelgelezen blad heb gelezen, heb ik als oude Meppeler (83 jaar) gemeend ook wel eens wat te kunnen vertellen. Omdat mijn ouders vroeger in de Kratonstraat woonden, lag het voor de hand, dat wij onze spelen en jongensstreken het meest in die omgeving zochten, nl. Hoogeveenseweg, Stationsweg, Donkerswegje en de Reestlanden waar nu ons mooie park is. Ook het Vledder was ‘s winters, als er goed ijs was, echt een plaats van vermaak . Toch hebben wij – mijn kameraad en ik – daar eens een angstig halfuurtje beleefd. Ik meen dat het op een tweede kerstdag was, dat we het zgn. “achterumme” langs gingen, toen we heel in de verte iemand in het ijs zagen spartelen. We gingen er op af, hoewel het ijs lang niet betrouwbaar was. We durfden echter niet te dicht bij de drenkeling te komen, bang dat we waren, dat ook wij er door zouden zakken. Een van ons beiden heeft toen zijn overjas uitgetrokken en we konden die de drenkeling toegooien. Hij had de jas dadelijk te pakken en toen was het leed geleden. Het was een jongen van een jaar of is tien, een zoon van Slager, die een café had waar nu Max Dohle is gevestigd. De stakker kreeg thuis nog eens pak rammel op de koop toe, omdat hij op het ijs was geweest, dat niet betrouwbaar was. Maar zo waren wij zelf ook in die dagen. We hebben toen voor de schrik maar een paar lekkere koeken gekocht in een heel klein winkeltje over de brug, waar nu de winkel van Schuttelaar is. Het was een winkeltje met een onder- en bovendeur en er hingen een paar koperen schalen aan de zolder. Later hebben in dit huis de dames Telder nog gewoond. Ze verkochten toen hoeden en petten. Velen zullen nog wel weten, dat aan de Gasgrachtkant tot dicht bij het huidige viaduct Van der Kerk een hele grote tuin had, waar zulke fijne appels en peren groeiden. Een eindje op de stad aan stond naast die tuin een olieslagerij van meneer van Veen. ’t Was een houten gebouw en het stond op een verhoging. Als we daar dan in die buurt zaten te vissen en het begon te regenen dan kropen we onder die molen. Er sprong wel eens een rat voor ons uit, maar daar waren we niet zo bang voor. Een eindje verderop was de houtzaagmolen van Timmer met het bijbehorende Balkengat, waar we als jongens zo fijn over de balken konden springen. Maar hebben ook vaak ondervonden dat het water in die dagen ook al koud en nat was. We mochten ons dan vaak in de gasfabriek weer drogen. Maar we konden het niet zo mooi opknappen of mijn moeder merkte het wel… Een eind voorbij de timmerfabriek tot aan de overweg van ’t spoor was toen allemaal land en aan de overkant, waar nu Engberts, de brugwachter woont, stond een boerderij van Timmer. In de gracht lagen vaak kleine schepen met turf. Enkele hadden van die aardige spreukjes op het roer geschilderd. Een was er, daar stond op “Het is niet anders”, en op een andere stond “De een vaart op Hoop, en de ander op Zegen. Ik vaar al 25 jaar mest en het loopt mij nog tegen”.

***

Verder het kanaal op, richting stad, waar toen de zgn.Stommebrug was (tegenover Benthems Kledingmagazijn) heeft lange tijd een prachtig mooi scheepje gelegen. Het was van een bekende Meppeler, die in die dagen dik in de slappe was zat en meende dat er geen doorkomen aan was. Op het roer van het scheepje was het volgende rijmpje geschilderd. “Van neergevelde bomen, een huis voor zee en stromen, om door Jordaan en Oceaan, in Jeruzalem te komen’ . Zover heeft de eigenaar van het scheepje. het niet gebracht, want een hele tijd later heb k wel eens gehoord, dat hij heel hard achteruit was gevaren en op het laatst nog met liedjes langs de deuren heeft gelopen. En de laatste ronde was het armhuis of rusthuis, hier dicht in de buurt. Hij heeft gewoond, waar nu Ten Wolde zijn groentezaak heeft, op de hoek Groenmarkt-Prinsenplein. Over de Tipbrug, waar nu mijnheer Stam woont, stond de grote boerderij van Gelmer Stagger, met voor aan de weg een mooi ouderwets huis met een klopper op de deur. Wat nu de Emmastraat is, was destijds allemaal land. Mijn ouders woonden toen al in de Wilhelminastraat, vroeger “Hulp In Lijden” straat genoemd, omdat er geen andere huizen stonden dan van de Ziekenvereniging “Hulp in Lijden”. Waar nu in de bocht de geref. school staat, was vroeger een tuin van Herman Geerligs. Als we in onze keuken in de Wilhelminastraat zaten, konden we de koeien en een enkel paard daar in de landen zien lopen. Naast het huis van Stagger stond nog een grote schuur en daarnaast (waar nu de meubelzaak van Greven is, stond een heel oud café van Soer. Daar ging het in die dagen nog wel eens aardig wild toe. Het café had dan ook de naam “De Wildeman”. Aan de gevel hing een groot bord waarop een jager met pijl en boog stond afgebeeld. Vooral ’s winters, als er goed ijs was, dan kon het er wel eens erg druk toegaan. Er kwamen dan veel buitenmensen op schaatsen, die daar dan eerst eens even uitrustten, om dan later over het ijs zo naar ’t Vledder te gaan. ‘k Weet nog, dat ik er eens op een keer op een zondagavond met mijn ouders langs ging en dat het er lang niet rustig was. Er kwamen toen ook een paar van onze trouwe nachtwachten, nl. Kremer en Jonkman aan. Die hadden ook al niet veel moed om eens binnen te kijken, zodat de een tegen de ander zei: laten we maar doorlopen.

***

Neem het zulke oude mensen maar eens kwalijk! Waarschijnlijk zullen velen het niet meer weten dat er door de hele lengte van de Kraton een sloot liep tot helemaal voorbij de huidige Kinderwagenfabriek van Van Werven. Vooraan bij die sloot stonden een paar bomen, doch helemaal achteraan stonden er veel meer ‘ Ook stonden daar een paar grote keten of schuren. waar de fa. Houwink en B. v. Dijk (ofwel Barend Petrolie) geregeld zo’n honderd vaten petroleum hadden liggen. Ging men dan terug, dan kwam men aan het zogenaamde “streekje”, vroeger Kraalderij” geheten. Waarschijnlijk is die naam ontstaan doordat de wed. Kraal er destijds die 16 woningen heeft laten bouwen. Nu was dat daar in die dagen lang geen onaardig wonen. een ieder had voor het huis een klein tuintje dat ook goed onderhouden werd.

Doordat er toen nog niet de fabrieken van Van werven en Stheeman stonden, hadden de bewoners van het Streekje een heel mooi uitzicht. Er liepen koeien en schapen in de landerijen. Ook stonden er toen op de Stationsweg nog maar weinig huizen, zodat men vanaf het Streekje de mensen op de Werkhorstbrug kon zien lopen. Het park was toen allemaal nog oeverland. Vanaf het Streekje kwam men op de Parallelweg, waar zo, men in deze rubriek al eerder heeft kunnen lezen, een zeepfabriek stond. Bedoelde fabriek was van Bloys van Treslong. Nu gebeurde het vroeger nogal eens, dat Duitse muzikanten Meppel bezochten. Kwamen ze dan bij de fabriek, dan liet Bloys van Treslong ze zo’n hele middag daar spelen. ’t Is ook wel gebeurd, dat de muziek doorging tot ’s avonds tien uur!

Wanneer ’s winters de Stationsweg goed glad was, dan hadden wij de grootste pret. Er gingen destijds geregeld twee omnibussen naar het station om reizigers te halen voor hotel Bontekoe (hotel Voorthuis) of hotel v. d. Slesen. We hadden dan een lang eind touw met een haak eraan, die we gemakkelijk aan de wagen konden haken. We lieten ons dan op de schaatsen mooi mee trekken. De koetsiers Troost en Hielken zwaaiden wel eens met de zweep, maar we waren altijd wel een beetje vlugger.

Dat hotel van v. d. Slesen stond waar nu de geref. kerk staat. Later is het naar de Kruisstraat verplaatst. waar nu radio Centrum is. Toen was het van Koopmans. Ach, wat hebben we vroeger toch altijd fijn kunnen spelen. Ik denk hierbij aan het “koelegie rulen” en “tjoeken” met knikkers en het tiepelen met twee stokken. Al die spelen zijn afgelopen omdat er daarvoor geen ruimte meer is.

De beide kanten van de Parallelweg en de Stationsweg waren toen allemaal zand. Met koninginnefeest waren op de Stationsweg wel eens volksspelen,zoals stroophappen, tonnetjes steken en sprietlopen, want er waren brede, diepe sloten. Dat laatste werd het meest beoefend door hen, die van binnen al wat vochtig waren. Maar later raakten ze wel doornat, want ze kwamen meestal in het water terecht. Ook op het Donkerswegje (nu Ezingerweg) hebben we veel gespeeld, vooral in die grote loods van de Ned. Spoorwegen. Die stond waar nu de Coöperatie het kantoor en kolenopslagplaats heeft. Als we het wat al te bont maakten, dan joeg Donker ons al gauw weg. Helemaal achterop dat wegje stond vroeger de goederenloods van de Ned. Spoorwegen. Ik herinner me nog dat op een stuk land aan het Donkerswegje eens het circus van Blanes met een harde storm in elkaar is gezakt. Dat is gebeurd op een nacht van vrijdag op zaterdag. We hadden toen fijn geen school en hebben daar toen als kwajongens de hele dag geholpen. Waar nu de fabriek van Reese en Beintema Is, stond vroeger een olieslagerij van Arend Lakke.

Heel achter in het plantsoen, dat er toen was waar nu het park begint, stonden destijds een paar hele hoge bomen, waar mijn kameraad en ik bij stormachtig weer eens een hele tijd bovenin gezeten hebben. We lieten ons mooi heen en weer wiegelen. Het was maar wat fijn. Doch daar zagen we ineens Vogel, de politie, aankomen. Die wilde, dat we naar beneden kwamen. Maar dat was ons te riskant. Op het laatst begon het hem te vervelen en hij is weggegaan. Maar we hebben er wel een uur gezeten. Blij dat we waren, toen we weer beneden stonden…

***

Dat we ook wel eens gevaarlijke spelletjes deden kan uit het volgende blijken. We wisten altijd wel aan wat petroleum en lucifers te komen. Als het dan goed donker was, dan namen we een mondvol petroleum en een brandende lucifer, die we dan een armlengte van ons afhielden en we spuwden dan de petroleum in het vlammetje wat natuurlijk een heel grote vlam veroorzaakte. Toen we dat spelletje een paar keer gedaan hadden en mijn moeder dat hoorde, toen snapte ze wel dat de petroleumkan niet lek was. ‘k Zou wel meer jeugdherinneringen kunnen ophalen, maar dat is natuurlijk niet helemaal de bedoeling van de redactie van de Olde Meppeler. Die hoort liever iets van oud-Meppel, zo dat er vroeger uit zag.

De walkanten van de Keizersgracht en de Heerengracht die waren van aarde en met gras begroeid. Zo was de Keizersgracht vroeger breder dan thans. Er waren hier en daar nog enkele tuintjes aan de waterkant. Jochem Plezant, die daar een groentezaak had, had de waterkant nog een klein schuurtje waar hij zijn groentekar kon bergen.

De Catharinastraat was vroeger en zand- en modderweg. Tegenover stonden een paar woningen en een café van Haarsma. Achter in tuin van Tivoll stond een muziektent waarin woensdagsavonds of zondags wel eens muziek was. Dat was voor café Haarsma lang niet slecht. Een eindje verder woonde Hanewacher, die eenmaal In de week muziek maakte in de stad en zomers één maal in de veertien dagen voorop liep bij de schutterij. Dat was in die tijd al een heel vermaak, vooral toen er een schutter bij was die het vertikte om schoenen aan te trekken en dus op de klompen meeliep. Zo hadden wij als jongens altijd wel plezier in het oude Meppel.

Na al die jeugdherinneringen komt mij onwillekeurig in gedachten wat ik eens naar Ik meen in een schoolboekje heb gelezen:

Hoe zalig als de jongens kiel
Nog om de schouderen glijdt
Dan is de hemel in de ziel
En alles, even blijd,

F. Th. Westerbeek, Meppel

  Pasteltekening van een tjalk in het Kerkhofsdiep, tegenwoordig Kerkplein, van Max Krings