De familie Kaempff zal ergens begin 1795 vanuit Oldemarkt naar Giethoorn verhuisd zijn. Het centrum van het dorp bevond zich in de tegenwoordige Middenbuurt. Die heette toen overigens ook al zo, maar was van meer betekenis voor het dorp dan nu. Hun huis of boerderijtje stond mogelijk aan de binnenkant van de scherpe bocht in het pad. In 1832 bezat Frederik Cornelis Theodoor hier een huis met grond.
Tijdens de overstroming van 1825 is veel van de Giethoornse bebouwing, zoniet alles verloren gegaan, zodat de Middenbuurt van minder belang werd. 
Nadien werd in het tegenwoordige centrum van het dorp een nieuw gemeentehuis gebouwd.

Het gezin bestond in oktober 1795 ten tijde van de volkstelling uit 9 personen, Het ging daarbij om Christiaan Frederik Kaempff zelf (43 jaar oud), zijn vrouw Adriana van Baarsel (40 jaar) en hun dochters Carolina Henrietta (18 jaar), Frederika Johanna Wilhelmina (12 jaar), Geertruida Elisabeth (4 jaar) en hun zonen Johan Carel Frederik (9 jaar), Frederik Cornelis Theodoor (7 jaar) en Johannes Hendrik van 2 jaar oud. Na 1795 volgenden overigens nog een zoon en een dochter!
De negende persoon is waarschijnlijk ene Henry Kaempff geweest, mogelijk een broer of een neef, want hij overleed ook in Giethoorn in 1809 en daarbij werd een leeftijd genoteerd die op een geboortejaar 1746 uitkomt. Hij was dus van de generatie van Christiaan.
Frederik Cornelis Theodoor zou overigens later trouwen met Geertruida Cornelia van Marle. Zij was een kleindochter van Petrus Schuurman, de schout die door Christiaan aan de kant was gezet in 1795!

Eén van de taken van een schout bestond uit het passeren van (onder)trouwakten. Daarbij waren 2 zgn. keurnoten (getuigen) noodzakelijk. In en na 1801 tekende regelmatig Christiaan’s zoon Johannes Carel Frederik. Deze was toen slechts 14 jaar! Of dit helemaal door de beugel kon is niet duidelijk. Het was in ieder geval acceptabeler dan dat Christiaan’s vrouw Adriana tekende. Dat komt namelijk nergens voor in de boeken, vrouwen waren immers rechtsonbekwaam in die tijd. Zij moesten als dat nodig voor rechtshandelingen door een voogd worden vertegenwoordigd!

Naast zijn werkzaamheden als schout of maire is Kaempff in de tussentijd ook nog als procureur actief geweest. Ook is hij belast geweest met het uitvoeren van allerlei regelingen die met b.v. het heffen van belastingen en het voeren van de administratie ervan van doen hadden. Van dit alles werden ook weer de nodige, beperkte, inkomsten genoten. 
Wanneer de mogelijkheid daar was, werd er ook wel eens een stuk land gepacht, bijvoorbeeld langs de weg naar de Blauwe Hand, waar hij dan het recht had om te (laten?) hooien. Ook riet en rietland hoorde waarschijnlijk tot zijn bezit, waar hij ook inkomsten uit haalde. Ook is een keer vastgesteld dat Kaempff op een veiling een huisje kocht ten behoeve van afbraak en verkoop van bouwmaterialen voor 120 gulden. Later bleek dat hij dit voor 130 gulden doorverkocht had aan iemand anders uit Giethoorn die het toch nog dacht te kunnen gebruiken voor bewoning.
Volgens het Register voor de Personele Quotisatie van 1808 viel CFK in klasse 33. en moest hij f 20,–,– betalen. Klasse 33 betekende voor Salland (en waarschijnlijk ook Vollenhove) een inkomensklasse van 
f 1000,- tot f 1500,- per jaar

Deze plaats in de tegenwoordige Middenbuurt is waarschijnlijk de plek waar de familie Kaempff woonde. Het huis is sinds die tijd verdwenen.

Dit stuk land met huis stond in 1832 op naam van Frederik Theodoor Kaempff, samen met moeras en hooilandjes zonder bebouwing.

De familie Kaempff was, zoals al eerder gezegd Evangelisch Luthers. Zodoende ging men ongetwijfeld in de N.H. Kerk te Giethoorn ter kerke. De kinderen werden echter gedoopt, of althans ingeschreven in het doopregister van de Lutherse kerk te Zwolle (foto hieronder).Het dopen zelf gebeurde in Lutherse kringen meestal enkele dagen na de geboorte thuis door de dominee in het bijzijn van getuigen.